Ergens in de subtiele details die Petterson in zijn flonkerende nieuwe roman aan de lezer prijsgeeft, houdt zich het lot schuil, of noem het een grommend, maar onmachtig ongenoegen.
Per Petterson (°1952) is sinds de toekenning van de Impac Dublin Award in 2003 en de prestigieuze Literatuurprijs van de Noorse Raad in 2009 internationaal geen onbekende meer. Met Lars Saabye Christensen, Karl Ove Knausgård en Ida Jessen behoort hij tot de top van de huidige Noorse literatuur. Allemaal delen ze een paradox: met lichtheid weten ze zwaarte te vangen. Alsof je de schelle zon over de diepe wateren in een door donkere bomen omgord fjord ziet schitteren: de mens zo nietig tegenover de elementen.
Onmacht en verlies
Het werk van Petterson gaat dan ook altijd over onmacht en verlies. Petterson verloor zijn ouders en een broer tijdens de brand op de Scandinavian Star-ferry in 1990 (waarbij 158 mensen het leven lieten) wat de thema's van zijn boeken nog eens verscherpte.
Het verhaal ontrolt zich in talloze flashbacks wanneer de depressieve veertiger Jim in september 2006 midden in de nacht een eindje buiten Oslo staat te vissen. Opeens stopt er een dikke, glanzende Mercedes met geblindeerde ramen voor zijn neus, suist het glas naar beneden en blikt zijn jeugdvriend Tommy op hem neer. In zijn onbevangen verbazing zegt Tommy dat hij het merkwaardig vindt dat hij meerdere van die Mercedessen contant zou kunnen betalen, terwijl het erop lijkt dat Jim uit arren moede vis moet vangen.
Dat dingen zo kunnen worden, "zo omgekeerd", merkt hij op. Hij bedoelt daar niets kwaads mee, weet Jim. Tommy is oprecht verrast.
Het leek er altijd op dat Jim - die het gymnasium volgde, immer fraaie kleren droeg en het goed deed bij de meisjes (bij Tommy's zus in ieder geval) - het zou maken in het leven, terwijl Tommy als schoolverlater bij een houtzagerij ging werken.
Maar om een reden die in de hele roman tragisch ongrijpbaar blijft, lukt het Jim niet de beloften in te lossen. Hij heeft iets donkers over zich en kan daar niet overheen stappen. En dat terwijl Tommy's moeder is weggelopen en zijn alcoholische vader, door het tillen van vuilnisbakken op de vuilniswagen de sterkste man van het dorp, zijn zoon en drie dochtertjes stelselmatig blauw trapt, tot er scheuren van in hun billen komen.
Tommy gaat vol ingehouden woede door het leven. Op een dag verzet hij zich zo hevig tegen zijn vader dat het hem bijna fataal wordt, met desastreuze gevolgen voor het gezin, of wat daarvan over is. Nadien weet hij zich op te werken in de financiële wereld. Door wat te schuiven met flinke sommen vergaart hij enorme rijkdom.
Emotionele bom
Petterson geeft psychologisch niets op een presenteerblaadje, al voel je bepaalde gebeurtenissen wel aankomen. Waar de moeder van Tommy gebleven is, bijvoorbeeld. Dat heeft alles te maken met de bijzondere structuur van de roman. Petterson kruipt in verschillende zijpersonages en belicht daardoor dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillend perspectief opnieuw. Met als gevolg dat je sommige feiten beter kent dan de personages zelf. En met als gevolg dat je leert dat niets, geen enkele visie, geen enkel idee over een gebeurtenis, de waarheid kan vangen.
Petterson lijkt nog het meeste op een horlogemaker. Met als gereedschap naalden en piepkleine schaartjes en mesjes zet hij een veelvuldig geschakeld raderwerkje in elkaar. Hij test, morrelt, probeert, smeert tandwieltjes, laat er soms een zandkorreltje in vallen om er stilstand in aan te brengen, herneemt soms zelfs wat hij gedaan heeft, probeert een wieltje vanaf de andere kant, met een ander radertje in beweging te krijgen en zo tikt opeens de tijd.
Met grote stilte gaat daardoor aan het eind een emotionele bom af. Precies getimed. Misschien is Petterson daarom nog wel het beste te beschrijven als een ragfijne terrorist van het gemoed. Want het zijn de subtiele schakeringen, de kleine kleurverschillen in waarneming, waar het Petterson om te doen is.
En ergens in die subtiele details houdt zich het lot schuil, of noem het een grommend, maar onmachtig ongenoegen, iets als een karaktertrek, misschien wel een Noors gegeven. Want terwijl Tommy met zijn blitse kar, diep paarse overjas en glimmende Italiaanse schoenen zo geslaagd lijkt, hangt evengoed over hem een donkere sluier. Wellicht die van een midlifecrisis. Ook bij hem dringt zich pregnant de vraag op of dit het nu is. En het antwoord is nee.
Keerpunt
Zo staan alle personages in deze roman op een keerpunt, waarmee Petterson laat zien dat geld niet zaligmakend is. De gelukkigste mens uit de hele roman is Tommy's zusje, die kinderen in Afghanistan redt en die met een vol gemoed 'nee' zegt tegen het verleden. Dat inzicht, dat je je pijn niet hoeft te torsen zoals Jim en Tommy doen, die er stiekem nog bij huilen ook, dat maakt deze roman tot goud. Het ontroert tot snotterens toe. Juist omdat Petterson niet expliciet maakt wat pijnlijk is. Petterson danst rondom het verdriet en dat geeft de nu zo gelauwerde Karl Ove Knausgård het nakijken: Petterson schrijft pas literatuur. Petterson raakt je hart. Keihard, maar met een geweldige gevoeligheid.
Per Petterson, Twee wegen, De Geus, 318 p., 19,95 euro.
Vertaling: Marin Mars.
FLEUR SPEET ■
Hide text